JAN NEEL BROCK,

EEN BERGHEMSE BOER UIT DE ZEVENTIENDE EEUW.

Het verhaal van de stamvader van alle Brokken uit Berghem en Herpen.

In "Jan Neel Brok, een Berghemse boer uit de zeventiende eeuw" vertel ik het levensverhaal van mijn oudovergrootvader Jan Neel Brock, de stamvader van alle Brokken uit Berghem en Herpen. Ik heb het verhaal opgebouwd uit alle beschikbare gegevens. Alle feiten en gebeurtenissen zijn waarheidsgetrouw en te controleren. Om een goed tijdsbeeld te schetsen heb ik het aangevuld met randinformatie, verweven in het verhaal. Ook de afbeeldingen dienen om het tijdsbeeld te verduidelijken. Alleen bij de sfeerbeschrijvingen heb ik gehandeld naar eigen inzicht.

                                                                                               

Afbeelding 2: Detail van een kaart van de omgeving van Berghem, gemaakt door C.R.T. Krayenhoff (1758-1840).

 

 Afbeelding 1: Kaart van een gedeelte van Brabant in 1645, gemaakt door Blaeu (uit Brabantia Ducatus)

 

Het was tegen het einde van de Tachtigjarige Oorlog met Spanje, dat Jan Neel Brock werd geboren op de boerderij van zijn vader Neel Gerardi Brock in Oss. De tijden waren zwaar. Het Brabantse land en hun bewoners hadden veel te verduren gehad van de Spanjaarden. Er moest veel belasting betaald worden en de boeren zelf waren over het algemeen arm, maakten lange dagen van meer dan tien uren, terwijl de hygiëne en het voedsel niet best waren.

 

Jan was nog maar een kind, toen zijn lieve moeder Lijn Deen Rijcken overleed in 1653. Samen met zijn broers Jacob en Daniel en zijn zussen Grietje, Eijken en Handersken bleef hij achter op de boerderij met vader Neel.

Hij had het naar zijn zin en werkte graag mee op de boerderij, ook al was het wel eens zwaar.

Vaak dagdroomde hij over zijn opa Gerrit Adriaens Brock, die hem als kleuter nog gekend had, maar Jan kon zich opa niet meer herinneren. Uit de verhalen van zijn vader wist hij dat opa Gerrit ergens in Belvert bij Haaren was geboren . Daar hadden zijn voorouders geleefd. Het was toen ook een barre tijd geweest met die Spanjaarden, terwijl ook de pest de nodige slachtoffers had gemaakt. Om die ellende te ontvluchten en elders zijn geluk te beproeven, had hij samen met zijn broer Cornelis een besluit genomen.

Afbeelding 3 : Boeren verzetten zich tegen plunderende soldaten (Bron: abraham Dirckszn Santvoort 1668 Rijksmuseum)

Opa Gerrit was met zijn broer Cornelis naar het oosten getrokken tijdens het Twaaljarig bestand van de Tachtigjarige oorlog. Cornelis was in Geffen gaan wonen en opa Gerrit had in Oss zijn plek gevonden.

Hij had er een prachtige hoeve gepacht: "de Heiligengeest Hoeve van den Bosche".  Ook had hij veel grond en huizen in Oss, Lith en Lithoijen. Al was zijn vader ook niet onbemiddeld, voor Jan waren de verhalen over opa Gerrit van Haaren een echte inspiratiebron.

Jammer dat hij opa Deen Jan Rijcken en oma Jaecxken Dierk Comans nooit gekend had, want opa Deen was in Oss schepen geweest en daardoor een belangrijke man.

 

In de nazomer van 1667 stierf zijn vader. Jan Neel bleef  nog thuis op de boerderij werken.

De tijden waren spannend. Er was een voortdurende dreiging van onrust en oorlog. In 1672 was het zover. Het was een rampjaar. De Nederlanden werden aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisschop van Munster en Keulen. De Fransen trokken Oss in. Het land langs de Maas werd door het Hollandse leger onder water gezet. Veel boeren waren hun grond kwijt. Het hield de Fransen maar voor even tegen.

Toen Jan hoorde dat raadspensionaris Johan de Wit en zijn broer Cornelis op beestachtige wijze waren gelyncht door een woedende menigte omdat ze zogenaamd een plan hadden om Willem III te vermoorden, begreep hij, dat het niet goed ging met de Nederlanden en dat straalde zoals altijd ook af op Brabant, dat als achter gebleven gebied beschouwd werd.

De Fransen hoopten dat de onderdrukte katholieken de zijde van de Fransen zouden kiezen, maar dat deed men niet. Het Franse leger was te veeleisend. Natuurlijk vond men het wel fijn, dat er meer godsdienstvrijheid kwam.

 

Het was op een woensdag, die eerste augustus in de zomer van 1674, dat het zo drukkend warm was, dat het zweet van je afdroop, ook al deed je niets. Tegen de avond, het was bijna half acht kwam er een koelte opzetten. Binnen afzienbare tijd joegen donkere wolken over de stad en barstte er een knetterend onweer los. Zware windstoten, hagel en harde regenvlagen wisselden elkaar af. Niet ver weg sloeg de bliksem in. Een hevig gekraak klonk vlakbij. "De schuur is zijn dak kwijt", gilde Handersken. Nog een hevig kraakgeluid. Jan zag, dat de oude eik langs de straat was omgevallen. Het waren angstige momenten. Even snel als de storm gekomen was, bleek hij ook weer verdwenen.

Later die week hoorde Jan, dat op verschillende plaatsen door tornado's kerktorens waren afgerukt. Iemand wist te vertellen dat het middenschip van de Domkerk in Utrecht was ingestort.

Na verloop van tijd begon het te kriebelen en vond Jan dat hij thuis niets meer te zoeken had. Zijn besluit stond vast. Hij zou zijn geluk in Berghem beproeven, mede omdat hij er een leuke, lieve meid had ontmoet: Jenneke Hendrick Seelen.

Ze gingen wonen op de Oostersteegh in Berghem, vlak bij het Heiligenbos, de "löpgraaf" (sloot) en het nog niet helemaal ontgonnen heidegebied. 

Afbeelding 4: Gezicht op de ruine van de Domkerk te Utrecht uit het oosten: het schip met op de achtergrond de westgevel en de Domtoren (H. Saftleven, collectie beeldmateriaal Het Utrechts Archief cat.nr. 28635)

Afbeelding 5: Oud-brabantse boerderij. (jantimmerscultuurhistorie.nl)

Het was een flinke rechthoekige boerderij met een strooien dak. Voor was het woonhuis, daarachter de stal en daar weer achter de schuur. In de hof werden groenten en aardappelen verbouwd.

Uit praktische overwegingen deed Jan of hij wel sympathiseerde met de protestantse geloofsovertuiging, hoewel hij eigelijk katholiek was. De tegenstelling en spanningen tussen beide geloven was ook in het dorp voelbaar. Van de nieuwe schuurkerk op het Duureind aan de ingang van de Harense steeg, die er met toestemming van de Fransen was gekomen, maakte hij geen gebruik. Voordat de Fransen er waren, moest men altijd naar de Vrije Heerlijkheid Ravenstein. Daar stond op de Coolwijck in Herpen de Sint Annakapel. Nu de Fransen weg waren mocht de schuurkerk er blijven, wel tegen een financiële vergoeding. En vanaf 1677 werd Berghem zelfs een eigen parochie met een eigen pastoor: Gerardus Verwaijen.

 

In het jaar dat zijn zus Grietje was overleden, werd Jan uitgenodigd om Schepen te worden. Je werd niet zo maar gevraagd. Hij was tenslotte geen echte protestant, dat wist men. Nee, het kwam natuurlijk omdat hij het nodige aanzien had. Tot nog toe had hij goed geboerd en bezat wel tien hectaren bouwland, waar hij gerst, haver, rogge, boekweit en vlas op verbouwde. Ook had hij het nodige vee en weiland, terwijl de kleine boeren hun koeien lieten huuën (grazen) op de "gemene" (gemeenschappelijk) gronden ten noorden van het dorp.

President schepen Aerdt Goossens was hem het nieuws  zelf komen vertellen. Op de vergadering met de andere schepenen Lowys du Pré, Handrick Peters, Frans Jan Hoefs, Jan Jansen Geridts en Hendrick Willem Smidt werd hij gekozen tot borgmeester voor het komende jaar. 

Afbeelding 6: Uitsnede van belasting inning volgens Pieter Breughel de Jonge.

Als borgmeester was hij verantwoordelijk voor de financiële zaken van het dorp. Hij moest zorgen dat de dorpsbelastingen werden geïnd, die dan weer aan Den Bosch moesten worden betaald. Probleem was alleen, dat als er niet genoeg opgehaald werd, je dat tekort zelf moest aanvullen, of door te lenen of uit eigen zak. Ook moest je de dorps- en borgmeesters-rekening opstellen, waarvoor je verantwoording moest afleggen.

Blijkbaar had hij het goed gedaan, want in 1684 , maar ook begin 1688, toen zijn vrouw Jenneke plotseling was overleden, kwam de nieuwe president schepen Lowys du Pré, die in het dagelijks leven chirurgijn was, hem weer voor de raad vragen en opnieuw werd hij borgmeester. Het was een welkome afleiding voor zijn verlies. Zijn medeschepen waren Willem Gerrit Peters, Aard Jan Lambrechts, Jan van Uden en Jan Claessen.

Afbeelding 7: Hugonotenkruis sedert 1688. (Wikipedia)

Hoofdschout en dijkgraaf van het Maasland was de hugenoot Meester Diederick Bressij in Den Bosch,    maar die liet het meeste werk over aan zijn plaatsvervanger in Oss, de Hollander Dionisius  Spranckhuysen, die ook secretaris was. 

Meestal echter hoefde de Hugenoot Lowys du Pré alleen maar goedkeuring aan hem te vragen bij belangrijke beslissingen. Ze hielden de vergaderingen vaak in de toren van Berghem.

De schepenbank hield zich bezig met rechtszaken, zoals burenruzies en onenigheden, niet met moord en doodslag. Dat waren zaken voor de schepenbank in Den Bosch. Ook hadden ze een taak bij de verkoop van onroerend goed, erfenissen en testamenten. De secretaris schreef alles op. Omdat Jan zelf niet kon lezen of schrijven, zette hij de letter E als handtekening. Dat was zijn huismerk en stond ook in de bovendorpel van de deurpost van zijn boerderij gekerfd.

 Afbeelding 8: Hier staat geschreven: "twintighsten meert sestienhondertachtentachtigh ten overstaen van Lowijs du Pre president, Handrick Peters ende Jan Neel Brock schepenen." 

                                  

Ook hadden ze als schepen de zorg voor de armen, maar dat was de taak van de armenmeesters. Twee kerkmeesters zorgden voor de financiën van de kerk en beheerden de inkomsten uit verpachte landerijen van de kerk. Voor het onderhoud van het kerkgebouw werd een koster aangesteld.

 

Ondertussen was het dik aan tussen hem en Maria Cornelissen van Oirschodt, die al een hele poos bij hem inwoonde. Ze was een knappe, jonge vrouw, die hard werkte. Dat ze bijna vijftien jaar jonger was dan hij dat was alleen maar prettig.

Het was op een mooie zomermiddag begin juli 1689, toen Jan naar de karreschop liep om zijn gereedschap op te ruimen. Hij zag Maria met haar dikke buik bij de bakoven staan , bezig met het bakken van het brood samen met de dienstmeid Geertruijt. Hun eerste kind kon een dezer dagen wel eens komen. Hij was erg benieuwd, want Jenneke, zijn vrouw die vorig jaar overleden was, had hem geen kinderen geschonken. Gelukkig was Maria een grote steun voor hem.

 

In de schuurherd waren zijn knechten bezig het graan te dorsen en op te slaan in de "tas". Op de lemen vloer werden twee bedden van koren met de aren naar elkaar toegelegd. Door het slaan van de dorsvlegel werden de graankorels van de aren ontdaan. Na driemaal overdorsen, werden de garven gekeerd. Na weer drie dorsbeurten werden de garven geschud en opnieuwd gedorst. Als het bed was uitgedorst, werd het stro gebonden en het graan verzameld. Als ze het stro voor de dakbedekking nodig hadden, dan moest er heel precies gewerkt worden om het stro niet te kwetsen. Het was dit jaar een goede oogst geweest.

Na de geboorte vorig jaar van zijn eerste, zijn zoon Jan, was dit jaar zijn dochter Arike geboren.

Jammer dat er een vervelende kwestie had gespeeld met zijn borgmeesterschap. Het was gebeurd in de Herberg van Peter Willem Hoes. Verschillende mensen hadden gezien en ook getuigd , hoe Jochem Aert Goossens te keer was gegaan. Hij was buiten zinnen geweest en had vol razernij gescholden tegen hem. Ook beweerde hij, dat Jan een schelm was. Je kon iemand niet zomaar ongestraft voor een schelm uitmaken. Filips II had Willem van Oranje ook een schelm en verrader genoemd. Jochem Aert Goossens beweerde dat president Lowys du Pré het hoofdgeld van vier dorpen had gepacht en Jan daar ook schuldig aan was. Natuurlijk gebeurde het regelmatig dat de belastingontvanger al geld wilde en dat zij dan de dorpsbelasting moesten voorschieten. Het geld wat ze ophaalden konden ze dan zelf houden. Dat de ontvanger wat minder geld had op deze manier was een nadeel, maar het voordeel was dat hij van alle rompslomp en gezeur af was en direct geld had. De borgmeester kon dan soms wel wat extra's ophalen bij de belastingplichtigen. Maar deze beschuldiging dat Lowys het geld van vier dorpen had gepacht en dat hij daar ook in had geïnvesteerd, ging te ver. Hij had dan ook gezegd, dat ze Jochem maar moesten ophangen. Iets wat hij natuurlijk uit woede had geroepen. Gelukkig had de herbergier tegen schepen Aert Jan Lambers precies verklaard, wat er was gebeurd.

Jan wist best wel, dat het economisch niet goed ging in Berghem. Hij wist dat bijna het derde deel van de Berghemse bevolking van zo'n duizend zielen van de bedeling moest leven. De Heilige Geesttafel had er de handen vol aan. Daarom zou hij dit in deze tijd ook nooit doen, zoals die beschuldiging luidde en Lowys ook niet.

Afbeelding 9 : Hier staat geschreven: "In den eersten tuijghden die voors. Adriaen Janssen eerste deponent, waer ende warachtich te sijn dat hij op den negenentwintichsten dach septembris deses jaers sestienhonderttnegentich is geweest ten huijse van Peter Willem Hoes herbergier alhier in dese voors. dinghbancke in een meerdergeselschap alwaer mede was Jochem soone Aert Goossens, die aldaer publijck seijde ende schelde die geene welcke hem woude laeten hangen ende seijde verders dat Jan Neel brock scheepen alhier was een schelm, verclaerde verders geen dreigementen ofte scheltwoorden van ofte ontrent schepenen meer gehoort te hebben ende heeft aldus daer bij gepersisteert. " [Berghem RA 96 varia]

Afbeelding 10: Boerderij interieur met bedstee.

Het nieuwe jaar 1692 was iets meer dan een dikke week oud. Het was steenkoud. Buiten lag er een laagje sneeuw. Hij liep door de herd (woonkeuken) naar de geut om zijn smerige handen schoon te smaken. In de schouw boven het open vuur hing een ketel, licht schommelend aan de haal, met eten te pruttelen. Er hing ook vlees en worst te drogen. Soms werd het gerookt.. Daarvoor moest het spek en vlees een tijdlang ingezout worden in het pekelvat. Jan snoof de kooklucht op, maar om daar lang bij stil te staan, had hij geen tijd. Snel, met grote stappen, beende hij naar de goeikamer, waar normaal alleen "hoog" bezoek kwam. En daar in de bedstee lag ze, zijn Maria met naast zich zijn pas geboren kind. Vol trots keek hij naar zijn dochter Lijn, want zo hadden ze haar genoemd. "Ik heb Johannes, jouw broer, en mijn zus Handerske als getuigen gevraagd voor de doop "zei hij. Maria knikte goedkeurend.

Jan had het erg druk. Het werk op het land en rondom de boerderij vroeg steeds zijn aandacht. In de winter moest hij rogge en boekweit zaaien. Een ander deel van zijn land werd met peulvruchten en voedergranen ingezaaid, terwijl het derde deel van zijn land dan braak lag. Daar graasden in de zomer de koeien en zorgden zo voor bemesting. De mest van de potstal, waar de koeien verbleven als het te koud was, verzamelde hij dan en reed hij vervolgens met de kar naar het braak liggende land. Zo wisselde hij de grond steeds af, om te zorgen dat hij genoeg kon verbouwen.

Afbeelding 11: Het bemesten van weiden en akkers. Deel van een afbeelding uit "Nattuurlijke historie van Holland" door Le Francq van Berkhey (1729-1812)

Daarnaast waren natuurlijk de verplichtingen van het schepenambt talrijk. Of hij was op pad voor de belastinginning of er was weer een vergadering of er waren dingen zoals begin februari bijvoorbeeld.  Dan moest hij bij de ondertekening van het testament van Dirck Ackerman, de schoolmeester en koster van Berghem zijn.  Dat testament was op de langst levende. Bij de dood van Dirck of zijn vrouw Metien Andries Poos ging alles naar zoon Peter "vanwege zijn onnoselheit ende altijt duurende onbekwaamheit". Dirk woonde in het schoolhuis bij de kerk. De school heette "op 't kerckhof". Van de mensen in het dorp had hij gehoord, dat Dirck geen goede schoolmeester was. Hij gaf slecht les en was bijna blind. Bovendien was hij vaak afwezig. De schoolklassen van de gereformeerde Ackermans waren dan ook slecht bezet. Daarom ook zou Jan zijn kinderen echt niet naar die school laten gaan.

 

 

Afbeelding 12: Links voor de toren staat de oudste en eerste school van Berghem afgebeeld: "op 't kerckhof". De tekst onder de tekening: "Berghem gelegen in de Meijerij van den Bosch". ( A. Schoenmaker (1660-1735) "Corte beschrijving der Steeden etc. behorende onder de Generaliteit; met teekeningen verciert" In: Dietsche Warande 1888, p 529-532)

Die middag zaten ze aan tafel te eten uit de grote pot: rundvlees met een hutspot van wortelen, uien en bonen. 's Ochtends, voor hij aan het werk ging, at hij wat roggebrood met kaas of eieren. Daar dronk hij dan of melk of bier bij. 's Avonds was er vaak boekweitpap. Soms aten ze tussendoor wat lekkers, zoals zoet gebak. Jan wist dat ze er goed van aten in vergelijking met de arme boeren.

Terwijl hij naar Maria keek, vertelde hij dat hij dit jaar 1695 geen schepen meer zou zijn en dat hij die ochtend het laatste geld terug had betaald met rente aan de huisvrouw van Peter Jan Tomas.

Van die schuld van elf gouden dukaten (tegenwoordig zo'n 11.000 euro), die hij in 1682, toen hij borgmeester was geworden, had geleend, was hij nu verlost. De vrouw had hem hem voor de stipte betalingen heel hartelijk bedankt. Nu was er weer tijd voor de boerderij.

Afbeelding 13:  In Kampen geslagen gouden dukaat uit 1652.
http://www.detectorvondsten.nl/muntenalbum/provinciaal/provgoud/ducaatkampen1652.jpg

Afbeelding 14: Doopakte uit het doopboek van Berghem van Catharina, derde kind van Jan Neel Brock. Er staat geschreven: "1692, 7 januarij bapt[isata] e[st] Catharina filia Jo[ann]is Neelen Brock et Maria Cornelii sibi cohibitans etc. suscept[ores]    Jo[ann]es Cornelii et Hendrina Bartlemei." Doopgetuigen waren Jan Cornelissen, broer van Maria Cornelissen, en   Handerske Neel Brock, zus van Jan Neel Brock die in Oss     woonde en getrouwd was met Bartholomeus Gijsberts. "Sibi cohibitans etc." betekent zoveel als: "bij hem inwonende etc."       en betekent dat Jan Neel Brock en Maria Cornelissen in 1692 volgens de pastoor niet wettig getrouwd waren.

Het moest er maar een keer van komen. Ze zouden voor de kerk gaan trouwen, want pastoor Petrus Henricus Hack begon er elke keer over. Bij de geboorte van Lijn had hij nog gezegd, dat de kinderen voor de kerk onwettig waren. Bij de geboorte van Cornelius had hij het weer ter sprake gebracht. Nu Cornelius, nog een baby, was overleden en Maria weer in verwachting was, had hij de knoop doorgehakt en had Hack zijn zin gekregen: ze zouden trouwen voor de kerk.

 

De dood van Cornelius was een klap geweest, maar je mocht niet te lang bij verdriet stilstaan anders werd je zelf ziek. De angst voor ziek worden was toch al groot, vooral voor de haastige ziekte, de zwarte dood of pest, die tientallen jaren geleden de omgeving nog zo geteisterd had. Voor je kinderen kon je blij zijn als ze de eerste tien jaren voorbij waren en sterk en gezond waren, want er stierven veel baby's en jonge kinderen. 

Een gevaarlijke ziekte voor kinderen was ook de pokken. Andere ziekten kwamen er ook voor, soms met koorts en diarree, evenals ziekten, die wij nu kennen als scheurbeuk, dysenterie, cholera en tuberculose. Had je een botbreuk of een wond, dan riep je de chirurgijn. Hij had ook zalfjes, laxeermiddelen en kruidenaftreksels. Als hij het nodig vond, dan ging hij aderlaten. Voor Cornelius was hij te laat gekomen. Die was 's morgens zo maar dood gebleven.

Om zijn zaken goed te kunnen regelen, besloot Jan om zijn huwelijk ook wettelijk te maken en te trouwen voor de schepenbank. Ondertussen was in de winter van 1699 Cornelis geboren, het jaar daarop in de lente zijn zoon Daniël, vervolgens had Maria ook nog Jenneke en Teuniske ter wereld gebracht. De officiële trouwdag was op 12 juli 1703 . Er moest wel dispensatie worden verleend vanwege de kinderen. Een bescheiden bruiloftsfeestje zouden ze wel houden. Het gezin van buurman Willem Verstegen en het gezin van buurman Peter Goosens aan de andere kant waren uitgenodigd, evenals wat andere vrienden, familie en enkele belangrijke dorpspersonen.

 

Afbeelding 15: Feest. (Franshalsmuseum)

 

 

Afbeelding 16: "Het Sint Nicolaasfeest" door Jan Steen.

De gereformeerden hielden niet van feesten, zeker niet als er ook nog bij gedanst werd. Een van de feesten voor de kinderen was het Sint Nicolaasfeest en dat zouden ze morgen ook vieren. Jan had speciaal wat speculaaspoppen, suikergoed en voor ieder een klein cadeautje in de stad gekocht. Jenneke en Teuniske kregen een houten pop en Cornelis en Daniel knikkers en een tol. Het zou gezellig worden.

 

Aan de blauwe wolkenloze hemel prijkte een aangename ochtendzon. Vogels kwetterden in de bomen, waaronder het paard met de volgeladen kar stapvoets voorthobbelde over de brede zandweg. Op de bok zat Jan met naast zich Maria. In de kar zaten zijn oudste zoon Jan, die inmiddels al zeventien jaar was, en de knecht Dirck, die hem altijd hielp. De dienstmeid Geertruit hield thuis een oogje op de kinderen. Er was verder niet veel ruimte meer in de kar, want hij was volgeladen met allerlei producten, zoals graan, eieren, melk en groenten. Jan hoopte op de nieuwe jaarmarkt in Oss goede zaken te kunnen doen en het nodige te verkopen. Maria kon dan ondertussen op zoek gaan naar wat stof voor kleding en allerlei andere noodzakelijk huishouddingen. Misschien moest ze ook maar eens een keer koffie op de kop zien te tikken, want van die nieuwe drank had hij al veel gehoord, maar nog nooit geproefd. Voor ze terug gingen konden ze nog wat wafels kopen, ook voor de kinderen thuis.

 

Afbeelding 17: "Winterlandschap met ijspret" Thomas Heeremans (1687)

Afbeelding 18: "Winter 1709" Integrale editie.  Strip van Sergeef

 Nathalie, Xavier Philippe.

 

Het had al lente moeten zijn, maar nog steeds was het koud, hoewel minder dan afgelopen maanden. Deze winter van 1709 was de strengste en koudste winter, die Jan zich kon herinneren. Veel erger nog dan de winter van 1683-1684. Het was de zesde januari begonnen met vriezen. Het had zo hard gevroren die eerste week, dat alle wateren en ook de Maas veranderd waren in ijsvlakten. Even hadden de kinderen nog genoten van het ijs. Jan, Arike en Lijn hadden zelfs geschaatst en met Jenneke en Teuniske sleetje gereden. Maar het was daarna zo bar en boos geworden, dat het niet meer leuk was. De grond was wel tot een meter diep bevroren. Bomen gingen dood, de graanteelt was verloren. De wegen waren onbegaanbaar geworden door het dikke pak hoge sneeuw. Wie er toch op uittrok, liep het risico te sterven van de kou. Het was zelfs binnen een probleem geweest om het een beetje warm te houden. Gelukkig hadden Jan en zijn knecht Dirck afgelopen herfst een flinke voorraad hout en turf aangelegd, alsof ze een voorgevoel hadden gehad. Ook werden er extra kleding en doeken gebruikt om het lichaam op temperatuur te houden. De geit had het helaas niet overleefd. Eind maart was het gaan dooien, was er ijsgang gekomen en was het overal een modderboel. De Maas was overstroomd en had zelfs de gronden ten noorden van Berghem onder water gezet. Nee, zo'n winter hoopte hij nooit meer mee te maken.

 

In het dorp had het nieuws zich begin 1713 snel verspreid. Er was in Holland en Utrecht weer varkenspest uitgebroken. In Herpen waren ook al besmettingen. Dat betekende oppassen en niet zomaar nieuw vee kopen. Sommige zeiden dat het kwam door de giftige mestdampen en een enkele predikant beweerde zelfs dat het een straf van God was. Jan wist wel beter. Hij had eens van een koeienkenner gehoord, dat het kwam door te slecht en te weinig voedsel, waardoor de ingewanden werden aangetast.

 

De nieuwe schoolmeester Caspar Veugdingh was de opvolger van Dirck Akkermans. Ook bij hem was het schooltje geen succes geworden. Zijn toenemende doofheid en de perikelen rond de paapse bijschool op de grens van Berghem en Herpen, waar veel katholieken hun kinderen heen stuurden, hadden de nodige problemen opgeleverd. Daarbij kwam ook nog een smeuiig verhaal, dat de ronde deed. Jan had uit de mond van Thomas Williams zelf gehoord wat er was gebeurd. Hij vertelde dat hij met paard en wagen naar het veld was gereden, maar zijn riek (mestvork) had vergeten. Weer thuis gekomen, had hij zijn vrouw Jenneke horen roepen. Toen hij binnenkwam zag hij Caspar Veugdingh "met zijn bloote mannelijcke instrument en zijn broek omlaag voor zijn vrouw staan". Jenneke lag achterover op een kist met ontbloot onderlichaam. Thomas had hem toe geroepen: "Ghij Caspar, ghij wilt mijn vrouw vercraghten?" Hij had Veugdingh met een stok tegen de grond geslagen. Deze had gesmeekt niets te vertellen, maar hij had hem het huis uit gejaagd. Die zelfde dag was de vrouw van Caspar nog bij Thomas en Jenneke geweest en had gedreigd: "Als je het aanbrengt, dan schiet ik Jenneke dood". Deze kwestie zou zeker nog een staartje krijgen, dacht Jan.

 

De tijd was voorbij gegleden. De kinderen waren opgegroeid, hielpen soms al mee op de boerderij. Toch had het harde boerenleven en het vele werk, dat Jan had verzet, zijn tol geeist. In 1715 was hij plotseling ziek geworden. Hij had geen lucht meer kunnen krijgen. Daniel was de chirurgijn Lowys du Pré gaan roepen, maar die had niets meer kunnen uitrichten. Die zelfde avond overleed Jan.

Na de aflegging werd er gewaakt en werden er kaarsen gebrand. Buiten voor het huis hadden twee bidders volgens oud gebruik twee op elkaar gestappelde bosjes stro neergezet, waar tegen schuin aan weerszijden twee zwart geverfde plankjes met een wit randje werden gezet. Op de dag van de begrafenis werd de lijkkist op een bed van stro op de boerenkar gelegd voor de laatste tocht naar het kerkhof.

Zo bleef Maria was met haar gezin achter.

 

Twintig jaar later moest Maria op haar sterfbed terugdenken aan haar leven. Ze had het goed gehad met Jan, maar ook de tijd er na was er veel gebeurd. Vooral die steeds oplaaiende godsdiensthaat tussen de katholieken en protestanten was vervelend geweest.

Afbeelding 19: "De doodgraver" bij een knekelhuisje uit "Menselijk Verdrijf " van Jan Luijken (1694)                                                                       

Jan had daar steeds op tactische wijze mee om weten te gaan, maar haar jongens waren wat feller en hielden geen blad voor de mond. Bij de minste aanleiding ontstond er vaak een ruzie.                          

Zo wist ze nog precies wat er die zondagavond 28 februari 1722 was gebeurd. De vrienden van Daniel hadden hem zwaar gewond thuis gebracht. Ze was zich rot geschrokken. Daniel was om een uur of acht ter hoogte van het huis van Jan van Sprangh en had juist van zijn vrienden afscheid genomen, toen Jan Roelofs uit Wijchen plotseling voor hem was verschenen. Deze had hem zonder iets te zeggen met een mes in zijn buik gestoken. Daniel had geschreeuwd, waarop Jan op de vlucht was geslagen. Daniel was hevig bloedend op de grond liggend achter gelaten. Thonij Thonijs van Grunsven had Jan een eind verderop nog in zijn kraag gegrepen en vastgehouden, maar toen er geroepen werd, had Jan zich los weten te rukken en was er vandoor gegaan. Roelof Jan de Haane was nog in de buurt, maar wist niet wat er was voorgevallen. Neef Jan Willem Deenen was na de steekpartij bij de gewonde Daniel gebleven, maar wist ook niet precies wat er was gebeurd. Een paar dagen later waren de schepenen aan het bed van Daniel verschenen om zijn verklaring van het gebeuren op te tekenen. Volgens Daniel was het pure godsdiensthaat geweest van Jan Roelofs. Maar over de precieze aanleiding had hij nooit iets losgelaten. Gelukkig was Daniel een sterke vent en herstelde hij na een paar weken.

 

De oudste zoon Jan maakte minder een probleem van de godsdienstverschillen. Hij was in het zelfde jaar midden in de zomer nog getrouwd met de protestante Jenneke Lowys du Pré, de dochter van de president schepen en Agnes van Boxtel. Wat zou Jan, haar overleden man, dat graag meegemaakt hebben. Hij zou dat erg gewaardeerd hebben, want hij kon altijd goed opschieten met Lowys. Jammer dat Jenneke nooit geen kinderen had gekregen, maar dat was van de andere kant ook wel begrijpelijk, want ze was al veertig jaar bij haar huwelijk. Jan was een slimme jongen. Hij had het zakelijke instinct van zijn vader wat grondaankopen betrof. Gelukkig woonden beiden nog steeds bij haar in huis.

 

Het jaar daarop was haar dochter Arike getrouwd met Claas Loeffen. Ze waren in Dennenburg gaan wonen. Ze had nog drie kinderen gekregen voor ze in 1725 overleed: Jan, Gerardus en Annemarie.

 

Cornelis had ook iets dergelijks als Daniel meegemaakt, maar wel minder heftig. In de herberg van Roelof Hoex had Cornelis ruzie gekregen met Hendrik Jan Willem Geerits. Er was een vechtpartij ontstaan. Ze hadden allebei een mes getrokken en elkaar er mee bedreigd. Hendrik Veugdingh was met een grote haardtang in zijn hand tussenbeide gekomen. Toen hadden Cornelis, Hendrik Jan Willem en andere aanwezigen Hendrik Veugdingh aangevallen en geroepen: "Gij bent een geuzenhond. Gij bent eeuwig verdoemd. En gij zult branden in de hel." Hij had een messteek gekregen, maar niemand wist of vertelde wie het gedaan had. Cornelis had ontkend, dat hij het was. Waar de ruzie over ging, heeft hij nooit verteld, maar het zal ongetwijfeld wel weer over de geloofstegenstellingen hebben gegaan.

 

Jenneke was een jaar na dit gebeuren getrouwd met Aert Willem van Schaijk. Ze hadden nu vier kinderen: Jan, Petronella, Maria en Willemijn.

Afbeelding 20: Kopie van een deel van bovenstaande akte gedateerd 15 november 1727 over de ruzie in de herberg van Roelof Hoex waarbij Hendrik Veugdingh werd "aangevallen onder uytbraakinge van dese woorden gij bendt een geuse hondt, en gij bendt eeuwigh verdoemt en suldt in de hel moeten branden." [Berghem RA 52, blz. 54]

Lijn was vijf jaar geleden in het huwelijksbootje gestapt met Jan Willem Strick en Daniel was vorig jaar getrouwd met Ida Jacob Jansen van Beek. Ze woonden op de Heihoek, een paar huizen zuidelijker. Hij had het huis zelf gebouwd. Ze hadden samen al een dochtertje: Jacoba. Jammer, dat Daniel met geld niet zo goed omsprong. Als dat maar goed zou gaan.

In haar huis woonden nu nog Jan en Jenneke, zijn vrouw, maar ook Cornelis en Teuniske waren nog steeds bij haar thuis.

Alles overdenkend, zag ze dat het leven goed voor haar was geweest.

 

Maria Cornelissen overleed 9 april 1735 en werd drie dagen later begraven.

 

 

                                                                     *****************************************

 

Bronnen:  0 Website van Bas den Brok: http://www.denbrok.ch/genealogie/

                     0 Website van Willem den Brok: htttp://www.vooroudersdenbrok.jouwweb.nl

                     0 "Rondom Berghems raadhuis" door drs. H.G.J. Buijks en L.P. van den Heuvel, gemeente Berghem 1987

                     0 "Het Vagevenster" , tijdschrift van de heemkundevereniging "Berchs-Heem"

                     0 Wikipedia

                     0 BHIC (Brabants Historisch Informatie Centrum)

 

Wil je terug naar de homepage, klik dan hier: Voorouders. Genealogie door Willem den Brok.

 

Willem den Brok, februari 2021.

Bijgewerkt tot april 2021.